|
|
Schemertijd van leven…
Schemertijd van leven…
Simon Carmiggelt zei ooit eens: ‘Mensen van de kerk, dat zijn mensen met een grote zak op hun rug. In die zak zitten allemaal woorden. En soms, als er iets bijzonders gebeurt, dan halen ze uit die zak een paar woorden en die kunnen dan opeens iets gaan betekenen. Die kunnen ze gebruiken om te vertellen wat er eigenlijk aan de hand is’.
Ik vind dat een mooi beeld. Het leven doorgaan met een zak met woorden die kunnen helpen om te verwoorden, om te verstaan wat er aan de hand is.
Ik moet aan dit beeld denken nu ik wat zit te mijmeren over deze tijd van het jaar: december – de donkere tijd van het jaar.
Ik bedenk dan dat er in die zak allemaal woorden zitten die gaan over donker en licht. Of over dag en nacht. Over angst voor duisternis en verlangen naar licht.
Bijvoorbeeld dit gedicht:
Schemertijd van leven: aan het stil verloop
zoek ik stem te geven tussen vrees en hoop.
Vormloos in gedachten drijven beeld en klank.
Aarzelend verwachten heeft slechts hoop als onderpand.
Ingekeerde dagen groeien in de tijd
tot ze licht gaan dragen, groter openheid.
Zachtjesaan geloven dat de toekomst wint
nu aan oude tonen een nieuw lied van hoop ontspringt.
Woorden die horen bij deze tijd van het jaar: schemertijd van leven… ingekeerde dagen…
Het heeft te maken met het donker. Maar het roept ook iets van rust op. Van naar binnen gericht zijn. Tot jezelf komen. Eens luisteren naar al die beelden en klanken die dan via je gedachten naar boven komen. Mooi staat dat er: Vormloos in gedachten drijven beeld en klank…
Ze drijven voorbij, je herinneringen, flarden van gesprekken, gevoelens, je pijn misschien, je verlangen.
Vormloos blijven ze, beeld en klank, zolang je ze geen woorden geeft.
Schemertijd van leven… ingekeerde dagen… als je er verder naar kijkt, zeggen ze ook iets meer. Ze zeggen, ze dragen iets in zich. Een belofte, een begin van licht.
Het is waar dat dit lied ook op een andere manier hoort bij deze tijd van het jaar. Bij de adventstijd, de vier weken die voorafgaan aan het kerstfeest. Met recht heten die: ‘ingekeerde dagen’. Het zijn dagen om eens even stil te staan. Bij je eigen leven. Bij de wereld van mensen.
Zachtjesaan geloven dat de toekomst wint nu aan oude tonen een nieuw lied van hoop ontspringt.
Dan gaat het over iets anders dan dat het straks weer voorjaar wordt. Dan gaat het over een licht dat zomaar binnenvalt in wat de diepste duisternis is.
Wat ik het mooie vind in dit gedicht is dat het zo aarzelend, bijna tastend spreekt als het over deze dingen gaat. Ik denk: dat is ook de enige manier waarop het kan. Aarzelend en tastend verwoorden dat er meer is in onze wereld dan duisternis.
Vaak komen we niet verder dan dat verlangen.
Het lied heeft nog een derde vers. Dat neemt ons nog wat verder mee, maar het blijft tastend, aarzelend.
Voor de eng’lenkoren hapert nog mijn stem.
Ik wil ’t lied doen horen buiten Bethlehem.
‘k Leg opzij de doeken van vertedering.
Kind dat ik ga zoeken, wees mijn zichtbaar nieuw begin!
Zomaar wat woorden uit de zak op mijn rug.
Ik wou ze maar eens even bij me houden. Wie weet wordt het waar: dat aan oude tonen een nieuw lied van hoop ontspringt.
Er zijn, denk ik, slechtere liedjes van verlangen.
N.B. Het genoemde lied is van Gonny Luijpers en staat in de bundel Eva’s lied I, blz. 35.
ds. Reinier Beltman
| terug
|
|
|
|
|
|