|
|
Kerst
Kerst
Kerst: uitnodiging tot burgerschap van welk Koninkrijk?
Welk paspoort?
Met Kerst vieren we de komst van de mens van Nazareth. ‘Koning der Joden’ werd er smadelijk boven het einde van zijn levensweg vermeld. Hoe ongebruikelijk was deze ‘koninklijke’ weg! Had God niet beter een andere strategie, een andere weg en andere medewerkers kunnen kiezen?
Wat heet ‘koninklijk’? Een kind in een kribbe, kind van een jong meisje en
een hard werkende timmerman. Een stelletje herders dat daar op af komt: uitschot van de maatschappij. Naar een stal waar het schorriemorrie verzameld is. Niet zo'n aansprekende start van een overigens goed bedoelde actie van Godswege. Allemaal nogal kneuterig. Waar kan dat op uit lopen?
Die ‘koninklijke’ weg blijkt de weg van de ‘ontlediging’ te zijn. De Heer wordt knecht. Prachtig verwoord in bijvoorbeeld Lied 488 in het Nieuw Liedboek: “Hij is de Heer, Hij werd een knecht, op Hem wordt alle last gelegd, Hij woont te midden van het kwaad, Hij troont in onze lage staat”.
Je moet wel oren hebben die kunnen horen en ogen die kunnen zien om je aan deze ‘koning zonder pracht’ toe te vertrouwen, laat staan om zelf die ‘koninklijke’ weg na te volgen.
Het is een keus die je moet maken. Van welk Rijk wil je burger zijn? Op ons Nederlands paspoort staat een leeuw afgebeeld – bij uitstek een symbool van kracht en macht, door geweld. Onder die leeuw staat: “Je maintiendrai” = “Ik zal handhaven”. Dat is het bewijs van het burgerschap van het Koninkrijk der Nederlanden.
Is Kerst niet een uitnodiging aan ons allen om burger te worden van een ánder Koninkrijk? Op het paspoort daarvan staat een lam – bij uitstek het symbool van kwetsbaarheid en weerloosheid. Onder dat lam staat: “Je servira” = “Ik zal dienen”. Dat is het bewijs van het burgerschap van het Koninkrijk der hemelen, der Hogerlanden.
Blijven dromen
Het is niet mogelijk dat in de gemeente, die zich oefent in dat burgerschap
van het Koninkrijk der hemelen, het duister in ons leven en samenleven opgelost wordt en verdwijnt. Het is wél mogelijk dat in de gemeente het laatste woord aan dat duister wordt ontnomen, omdat het Licht daar het laatste woord krijgt. In de gemeente kan het wel donker zijn maar niet duister, omdat er altijd licht – hoe klein ook – brandt, omdat de lamp Gods zelve nog niet is uitgegaan. De gemeente is de samenscholing tegen de onverschilligheid, tegen de moedeloosheid, tegen de verlamming. Hier vindt een revolutie plaats, een omkering: onverschilligheid wordt liefde, moedeloosheid volharding en verlamming geestkracht.
Alles blijft duister als wij de dromen niet volhouden: over leeuw en bokje die samen neerliggen, over woestijnen en steppen die zullen bloeien als een narcis.
Hoe dat kan? Licht in de duisternis? Ooit is God begonnen te roepen: “Er zij licht!”. En het werd licht toen er duisternis op de vloed lag. En God is niet opgehouden “Er zij licht!” te roepen. En telkens trad het licht aan. In Sara, in Rebecca, in Hanna. En later weer. In Maria. Midden in de winternacht, toen de hemel open ging. En wéér was er licht.
En nu? Alleen maar Godsverduistering? Gods woord schaars in onze dagen en gezichten niet talrijk? Zeker! Maar ondertussen is de lamp Gods nog niet uitgegaan. Want de Bewaarder Israëls sluimert noch slaapt. Er is een nieuw begin van licht. Kijk maar!
ds. Reinier Beltman
| terug
|
|
|
|
|
|