|
|
Geloven zonder God
Geloven zonder God
Het jaarlijkse carnaval staat weer voor de deur. Wij protestanten, ook nog wonend boven de grote rivieren, hebben niet zo veel met dat gebeuren waarbij de rollen worden omgekeerd: de nar wordt koning, de koning nar.
Het jodendom heeft ook een soort carnaval: Poerim (= Lotenfeest) – dit jaar straks op 24 maart. Bij de viering van Poerim wordt het Bijbelboekje Ester gelezen. In deze feestrol wordt verhaald hoe minister Haman van de Perzische koning Ahasveros het lot (= poer) werpt om de dag te bepalen dat alle Joden in het rijk vernietigd moeten worden. Maar het joodse meisje Ester, die vrouw van Ahasveros en dus koningin is geworden, weet dit gruwelijke plan door toedoen van haar oom Mordechai te verijdelen. Niet de Joden maar de slechterik Haman wordt gedood. In deze novelle worden de rollen dus omgekeerd.
Wat het Bijbelboekje Ester ook zo bijzonder maakt, is dat er niet één verwijzing naar God in voorkomt (of mogelijk één keer heel verhuld). Blijkbaar kan dit ook: één boekje in de Bijbel zonder verwijzing naar de Eeuwige. Zou dít misschien een reden kunnen zijn: dingen gebeuren zoals ze gebeuren; menselijk gedoe, daden ten kwade, handelingen ten goede, dreigende ondergang, plotselinge wending? Niet geduid als wetmatigheden in de trant van: alles komt wel op zijn pootjes terecht. Ook niet als: God trekt aan de touwtjes. Maar gewoon vertellen wat er zo al onder de mensen en tussen de volkeren gebeurt. Zonder méér. Alsof je de krant leest en kijkt naar het journaal. Zonder dat daarin God genoemd wordt.
Geloven zonder God? Die vraag heeft in ieder geval ook alles te maken met ons omgaan met het woord ‘God’. In het jodendom waaruit zowel het christendom als de islam zijn voortgekomen, is er een heilige schroom om de Godsnaam uit te spreken. Sterker: die wordt niet uitgesproken, die wordt altijd omschreven. Uit eerbied. Ook vanuit het besef dat wij mensen die Naam zo makkelijk misbruiken. Niet voor niets luidt één van de Tien Geboden, van de Tien Woorden: Gij zult de Naam van de Eeuwige, uw God, niet ijdel gebruiken. Dat is niet hetzelfde als waar de Bond tegen het Vloeken zich sterk voor maakt. Vloeken is veelal een zo maar, of domweg, of lichtvaardig gebruik van de Godsnaam, dus een slordig er mee omgaan. Nee, in dit gebod gaat het om veel méér: gebruik Gods Naam niet voor een ijdele, een lege, een bedrieglijke zaak, voor je eigen belang; pleeg geen meineed op Gods Naam.
En als wij gelovigen dan de geschiedenis onder ogen durven zien, dan moet het schaamrood wel op onze kaken komen. Wapens werden met Gods Naam gezegend. Dienaren van God baden om overwinningen of predikten het eigen nationale gelijk. God-met-ons werd het opschrift op soldatenkoppels en het randschrift op keiharde muntstukken. Gelovigen vervolgden in Gods Naam mensen die anders dachten en geloofden. En het gaat dóór tot op de dag van vandaag, sterker: het laait in alle hevigheid weer op – met alle desastreuze gevolgen. ‘God bless Amerika’. Maar ook en vooral van de andere kant: ‘Alahoe akbar!’
Willem Barnard dichtte bij het boekje Ester: En schroom verhindert ons U uit te spreken.
Gelovigen lopen het gevaar God aan hun kant te verklaren. Maar komt bij ons voldoende de vraag, de twijfel, op: “Staan wij wel aan Góds kant?” En wat betekent het om aan Gods kant te staan, bondgenoot van God te zijn? Is dat niet toetreden tot de alliantie van God om met alles wat in ons is te werken aan gerechtigheid en vrede en heelheid van de schepping? En kunnen we dat wel alleen? Heeft God niet de brede alliantie van de godsdiensten sámen nodig?
Ester… Bijbelboek zonder God. Betekent dat: geloven zonder God? Een hoogst actuele en vooral ook spannende vraag! We merken aan onszelf dat we steeds minder met God in verband brengen. De wetenschap heeft ons inzichten gegeven in vele processen in de kosmos, in de natuur en in het leven waarvan vroeger werd gedacht dat God zélf daar de hand in had. Ook allerlei gebeurtenissen op het wereldtoneel brengen we nauwelijks of niet meer met God in verband; als mondige mensen weten we veel meer van de rol van de politiek en van de menselijke verantwoordelijkheid. In wat zich in ons persoonlijk leven afspeelt kunnen we, ook als gelovigen, God meestal moeilijk duiden; we zijn ons veel meer bewust geworden van het lot en van het toeval in ons leven.
Zijn wij in onze geloofscultuur al zo ver gekomen als de beroemde Duitse theoloog en geëxecuteerde verzetsman Dietrich Bonhoeffer zo profetisch voorzag in één van zijn brieven uit de gevangenis? Hij schreef op 29 mei 1944: Ook zonder God komen de mensen klaar met de vragen van dood, lijden en schuld … Ook hier is God geen stoplap. God moet erkend worden midden in het leven en niet pas aan de grenzen van ons kennen, als we sterk en gezond zijn en niet pas als we lijden, als we werken en niet pas als we zondigen. Bonhoeffer pleit voor een a-religieuze godsdienstigheid die de blik vrijmaakt voor de God van de Bijbel die door zijn machteloosheid in de wereld macht en ruimte krijgt.
Het Bijbelboekje Ester mag dan nergens de Godsnaam vermelden, toch geloofden de lezers ervan dat de verhaalde gebeurtenissen minstens naar Gods bedoeling waren, en daarom namen zij het op in hun Heilige Schrift.
Willem Barnard dicht dan wel in zijn lied bij Ester: Achter al wat geschiedt blijft Gij (= God) verscholen. Al wat geschiedt, Gij hebt het niet bevolen … maar meteen daar achteraan komt: En toch, uw Naam gebeurt … Ik vind U in de doolhof, niet tevoren, maar achteraf. Daarom: wie weet, wie weet … En de dichter eindigt: Wij lezen uw verhaal, uw taal en teken zal door de nacht heen ons geleide zijn.
ds. Reinier Beltman
| terug
|
|
|
|
|
|