|
|
Herinneringen aan gereformeerd ’s-Graveland en Kortenhoef in de jaren 1946-1950 (dl. II)
Herinneringen aan gereformeerd ’s-Graveland en Kortenhoef in de jaren 1946-1950 (dl. II)
Op 12 november 2013 parkeer ik rond het middaguur mijn auto bij het opvallend drukke kruispunt van de Smidsbrug en ga er op de Smidsbrug staan. Het is windstil en er valt een lichte, haast druilerige regen, waardoor een bijzondere sfeer is ontstaan.
Ik kruip voor een krap uurtje als het ware in de huid van het jongetje Fransje uit mijn jeugd, en ik wil u graag meenemen naar de vier windstreken, waarbij de beelden uit mijn jeugd in mijn herinnering naar boven komen. Ik laat eerst de rust van toen met bijna alleen fietsverkeer, op mij inwerken. Daarna probeer ik de namen en gezichten van mijn vriendjes bij mij op te roepen: Jopie Hagen, Benno Roozendaal, Hansje Langelaar, Hans Schönberg en Jantje Piening.
Naar het westen - Kerklaan
Op de Kerklaan zie ik grijze vuilniswagens voorbijrijden, die het Hilversumse huisvuil op een terrein achter de Kortenhoefsedijk storten. Links de winkels, waar de vader van Benno een winkel in manufacturen runt, het café-restaurant er tegenover, waar mijn vader wel eens heen gaat voor een potje biljarten en dan ons huis op nummer 19 (oude nummering).
Onze achtertuin grenst aan een akker met wintergroenten, met als afscheiding een slootje, waar ik een keer door het ijs ben gezakt. We kijken uit op de achterkant van de huizen aan de Oranjelaan.
In de achtertuin teelt mijn vader groenten en er staat een grote perenboom met sappige vruchten, die bij rijping wel enorm veel wespen aantrekken. Mijn vader is al sinds jaren amateur imker met een rijtje bijenkasten onder een afdak, ook ik heb een eigen bijenvolkje, waardoor ik wel bijensteken oploop, maar dat deert niet.
Samen met mijn vriendjes heb ik een kar in elkaar getimmerd. Hij bestaat uit een stel planken en het gesloopt onderstel van een afgekeurde kinderwagen, met als besturing twee touwtjes. En - hoog en droog – onze cabine, een oude triplex theekist op zijn kant. Ik zie mijzelf door mijn vriendjes voortgeduwd, om de beurt mag ieder een ritje maken. Aan het eind van de Kerklaan links mogen wij van de eigenaar op zijn weiland onze vliegers oplaten. We hebben ze zelf gemaakt uit bamboelatjes en een rolletje vliegerpapier.
Naar het noorden - Koninginneweg
Jopie Hagen en ik zijn vaak langs de waterkant te vinden. Het water ziet er wel zeer onfris uit, wat kennelijk te maken heeft met de afvoer van gebruikt water uit de wasserijen. We zien er wel eens ratten in zwemmen, die we af en toe, kennelijk op zoek naar voedsel, ook wel op de stoepjes van de achterkant van de huizen van het Noordereinde zien lopen. Op een keer dat er een oudere dame op de fiets over de Koninginneweg rijdt, steekt er net een rat over en komt precies onder haar voorwiel terecht. In doodsnood piept de rat, de dame geeft van schrik een luide gil, maar ze is gelukkig niet van haar fiets gevallen. Jopie pakt de dode rat bij zijn staart en kiepert deze in de vaart.
In een van de eerste huisjes woont een voddenman met zijn ziekelijke vrouw. Hoe weten wij dat ze niet zo erg gezond is? Nu, als we de voddenman tegenkomen begint hij over haar te klagen: ‘Mien vrouw het zo’n pien in d’r darmen’, waarbij, om de juiste plek aan te wijzen, hij gelijktijdig met zijn hand ergens vlak onder zijn kin over zijn borst wrijft. Wij trekken daarbij uit medeleven zeer ernstige gezichten, maar als hij uit het zicht is, proesten wij het toch even uit van de pret. Hoewel, we vinden het toch wel erg zielig.
Naar het noorden - Noordereinde
Aan het Noordereinde, staat op nummer 33 de School met de Bijbel, waar ik als wildvreemd jochie in een klas kom, die in april als aanvang van het schooljaar al is gestart. Er tegenover ligt, gescheiden door een sloot, een weiland, toegankelijk via een houten bruggetje zonder leuningen.
Klas 5 van meester van der Maden
In een periode dat de sloot is droog gevallen, tuimel ik van de brug af en kom precies met mijn rechter pols op een steen terecht, waardoor deze is gekneusd. Lange tijd loop ik in gips en in een mitella.
Een eind verderop ligt aan de rechterkant de buitenplaats Sperwershof, waar de familie Roëll woont, met vlak daarvóór boerderij Brambergen. Jonkvrouwe Sophia Christina Feith is tijdens WO II in Canada de verzorgster geweest van de prinsessen tijdens hun verblijf aldaar, samen met hun moeder, prinses Juliana. Op 29 oktober 1946 huwt Sophia met Jonkheer Ir. Joan Roëll en gaat op Sperwershof wonen. Een vriend van mijn vader is als huismeester / chauffeur op Sperwershof werkzaam. Ik mag van hem in de herfst op het landgoed boomvruchten rapen, zoals beukennootjes, tamme kastanjes (in de volksmond makke beren geheten) en walnoten.
In de zomervakantie - van 1948 of 1949? - speel ik op een dag met vriendjes op het erf van de boerderij Brambergen. Daar treffen we geheel onverwachts de drie oudste prinsesjes Beatrix, Irene en Margriet, spelend aan. Terwijl we in het weiland tussen de kalveren staan, mogen we samen met de prinsessen en het boerenechtpaar in ongedwongen sfeer op de foto.
Naar het oosten - Leeuwenlaan
Schuin naar links kijkend kan ik aan het eind van het weiland in een lichte nevel nog net de rij knotwilgen langs een sloot ontwaren. Daar schaatst mijn oudste broer Co in de strenge winter graag op het mooie dubbeltjesijs van de rechte, beschutte vaart.
Rechts staan langs de Leeuwenlaan grote eikenbomen. In de herfst ga ik er na schooltijd eikels rapen, die ik in juten zakken stop. Als mijn oudste broer Co op de fiets uit Hilversum komt, neemt hij dan alvast een volle zak mee naar huis. De eikels worden voor varkensvoer aan de boer verkocht tegen naar ik meen vier cent de kilo, een leuk centje, want zakgeld is er in onze jeugd voor ons niet bij.
Wordt vervolgd.
| terug
|
|
|
|
|
|